Paragraaf 9 Sociaal Domein

9.1 INLEIDING

Terug naar navigatie - 9.1 INLEIDING

In de paragraaf sociaal domein beschrijven we in onderlinge samenhang de belangrijkste ontwikkelingen in het brede sociaal domein en geven we een totaalbeeld van de uitgaven. De transformatie die we willen realiseren is omvangrijk en vraagt om een lange adem om de gewenste effecten te bereiken. Ook is de opgave complex, omdat we alleen in samenwerking met veel en verschillende partijen de doelstellingen kunnen bereiken. Dit alles gaat gepaard met teruglopende financiën en een groeiende doelgroep kwetsbare inwoners, vooral onder ouderen. Ons doel blijft: de inwoners krijgen de ondersteuning die ze nodig hebben, er is veel aandacht voor preventie en vroegsignalering en de financiën zijn beheersbaar. Om dit te bereiken moeten we als gemeente (meer) regie kunnen voeren op het totale proces van zorg en ondersteuning: adequate financiering, het vastleggen van de rol en verantwoordelijkheid van alle partijen en de samenwerking tussen alle partijen in de keten beter vormgeven: onderwijs, huisartsen, zorgverzekeraars, zorgaanbieders en werkgevers (zie ook visierapport gemeenten 2024, VNG).

In de subparagrafen 1.4, 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4 van deze begroting vindt u een gedetailleerde uitwerking van de geplande activiteiten en uitgaven.

De definitie van het sociaal domein die wij hanteren is breder dan de drie decentralisaties Wmo, Jeugdhulp en Participatiewet. Wij verstaan onder het sociaal domein ook de taken op het gebied van volksgezondheid, onderwijs, armoedebestrijding en minimabeleid, schuldhulpverlening, inburgering, welzijn (waaronder sport en cultuur) en preventie. 

9.2 WAAR STAAN WE MET DE TRANSFORMATIE IN HET SOCIAAL DOMEIN?

Terug naar navigatie - 9.2 WAAR STAAN WE MET DE TRANSFORMATIE IN HET SOCIAAL DOMEIN?

Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft samen met andere onderzoeksorganisaties onderzocht of de decentralisaties hebben gewerkt zoals ze bedoeld zijn en of bijsturing nodig is ('Sociaal domein op koers? Verwachtingen en resultaten van vijf jaar decentraal beleid'; SCP november 2020). In dit rapport is te lezen dat aan de decentralisaties een aantal verwachtingen van het Rijk te grondslag ligt. De veronderstelling was dat door de verantwoordelijkheid bij gemeenten neer te leggen, het beter mogelijk zou zijn om vroegtijdige (lichte) hulp te bieden, zodat voorkomen kan worden dat zware en duurdere hulp nodig is. Ook was de idee dat door het beleggen van de taken op de drie terreinen van het sociaal domein, integraal werken en een betere samenwerking tussen partijen gerealiseerd zou kunnen worden. En doordat gemeenten dichter bij de burger staan ontstaan er meer mogelijkheden om maatwerk te leveren. Daarbij dienen eerst de eigen kracht en het sociaal netwerk van mensen te worden aangesproken. 

De verwachting dat door gemeenten een verschuiving kan worden gerealiseerd naar het gebruik van algemene, voorliggende voorzieningen, is in de praktijk niet duidelijk zichtbaar. Het stijgende gebruik van individuele voorzieningen Wmo en jeugdhulp duidt er vooralsnog niet op dat mensen vaker een algemene voorziening zijn gaan gebruiken en dat daardoor minder individueel aanspraak op ondersteuning wordt gedaan. Maar door het niet eenduidig registreren van deze ontwikkelingen in het voorliggende veld, is onbekend hoe het precies zit. Andere ontwikkelingen spelen ook een rol, zoals de uitbreiding van de doelgroep (extramuralisering), maatschappelijke ontwikkelingen en restricties in de uitvoer van wetgeving (bijvoorbeeld door het abonnementstarief). Uit onderzoek naar de financiële tekorten in de jeugdzorg ('Stelsel in groei', AEF december 2020) is gebleken dat de uitstroom structureel lager is dan de instroom van jeugdigen in zorg. Ook de kosten per jeugdige per jaar nemen toe. De jeugdhulp is dus per jeugdige duurder geworden en duurt langer. Onze lokale cijfers ondersteunen deze landelijk gedane constateringen. Een belangrijke conclusie in het AEF onderzoek is bovendien dat de aanname, dat een brede inzet op preventie en vroegsignalering leidt tot kostenbesparing, niet terecht is. Waarmee overigens niet gezegd is dat preventie en vroegsignalering niet zinvol zijn!

Ook binnen het domein van de participatiewet leveren onderzoeken nieuwe inzichten op. In de evaluatie van de Participatiewet kwam naar voren dat de afgelopen jaren de baankansen voor mensen in de bijstand niet substantieel zijn verbeterd. Zeker onder mensen die langdurig in de bijstand zitten, spelen vaak problemen op meerdere leefgebieden zoals fysieke en psychische klachten, verslavingsproblematiek, problematische schulden, laaggeletterdheid of andere taalproblemen, weinig vertrouwen in het eigen kunnen en/of een beperkt arbeidsverleden (Eindevaluatie Paricipatiewet, SCP, november 2019).

 

9.3 LANDELIJK EN LOKAAL BEELD DECENTRALISATIES

Terug naar navigatie - 9.3 LANDELIJK EN LOKAAL BEELD DECENTRALISATIES

Wmo

In opdracht van het Samenwerkingsverband Oosterschelderegio is onderzoek verricht om inzicht te krijgen in de stijging van de kosten om vervolgens op basis van deze inzichten te komen tot concrete besparingsmaatregelen. Dat onderzoek heeft geleid tot het rapport Grip op Wmo. Een 5-tal besparingsmaatregelen worden regionaal uitgewerkt. Lokaal wordt uitvoering gegeven aan het actieplan Grip op Wmo. Door samenwerking op regionaal niveau en uitvoering op lokaal niveau verwachten we in 2022 de eerste resultaten te zien in de stabilisatie en/of afname van de kosten. Een voorbeeld van besparingsmaatregelen is het ontwikkelen van voorliggende voorzieningen zodat maatwerkvoorzieningen voorkomen kunnen worden, zoals beschikkingsvrije dagbesteding en de ontwikkeling van collectieve voorzieningen (geclusterd wonen met zorg bijvoorbeeld) in de vorm van een pilot, ter voorbereiding op de aanbesteding in 2023.  Ook is er veel inzet op preventie, bijvoorbeeld door de campagne 'een schoon en veilig thuis'. We monitoren zoveel als mogelijk wat de opbrengsten en effecten zijn van de diverse projecten en pilots.

Deelname aan het landelijke koploperschap cliëntondersteuning ( 2019-2020) heeft instrumenten opgeleverd waardoor cliëntondersteuning zichtbaarder is geworden, bekendheid krijgt en onderlinge samenwerking mogelijk is gemaakt.  Onze gemeente is medio 2021 gestart met het opzetten van een voorliggende voorziening cliëntondersteuning. In de vorm van een pilot zijn vrijwilligers opgeleid tot 'Meedenkers'. Begin 2022 verwachten we de eerste resultaten zoals vroegtijdige en laagdrempelige ondersteuning aan inwoners met een vraag, meer inzet van alternatieve voorzieningen en voorkomen van maatwerkvoorzieningen.  De welzijnsorganisatie SMWO voert de pilot uit en wanneer blijkt dat we een positieve trend in de ondersteuning zien wordt de pilot verlengd in 2022 en verder.

We ondersteunen het plan voor het ontwikkelen van een zelfregiecentrum. Dit is een inloopvoorziening met ambulante ondersteuning voor mensen met sociale, psychosociale of psychische problematiek. Het plan kan mede tot stand komen door eenmalige middelen uit het Transformatiefonds GGZ Zeeland. Als blijkt dat de pilot van een zelfregiecentrum een bijdrage levert aan de ondersteuning van deze doelgroep zijn voor de jaren 2023 en verder structurele middelen nodig.

De verwachting is dat de afhandeling van klachten over het zorgaanbod wordt neergelegd bij gemeenten in plaats van de zorgaanbieder, zoals het momenteel is geregeld. Deze mogelijke aanpassing in de wet heeft verstrekkende gevolgen voor de uitvoering bij gemeenten. Vanwege het demissionaire kabinet is nog geen duidelijkheid wanneer de wetswijzing plaatsvindt.

Als gevolg van langer zelfstandig wonen wordt de behoefte aan andere woonvormen groter, temeer omdat de demografische ontwikkeling laat zien dat in onze gemeente relatief veel ouderen wonen. De afbouw van intramurale plaatsen gaat sneller dan de ontwikkeling van nieuwe woonvormen. Om sturing te kunnen geven aan de ontwikkeling van woonvormen waar onze inwoners behoefte aan hebben, is de beleidsvisie Zorglandschap vastgesteld.

Beschermd Wonen

Mensen die niet goed zelfstandig kunnen leven, hebben vaak verschillende problemen tegelijk, zoals psychische problemen, schulden, een verslaving of licht verstandelijke handicap. Een deel van deze mensen woont in een huis waar dag en nacht hulpverleners zijn die hen helpen op allerlei gebied, we noemen dit Beschermd Wonen. Zeeland heeft een paar van deze Beschermd Wonen voorzieningen. Deze worden bekostigd door de centrumgemeente, in Zeeland is dit Vlissingen. In de komende jaren vindt er een wijziging in het beleid én de wijze van financiering plaats. Het Rijksbeleid is erop gericht dat deze mensen zoveel mogelijk zelfstandig gaan wonen, in hun eigen wijk of buurt. Dan krijgen zij zorg en begeleiding thuis. Vanaf 2022 wordt Beschermd Wonen daarom een taak van álle gemeenten, niet alleen van de centrumgemeenten. Om dit te realiseren, moet er veel geregeld worden:

  • Gemeenten werken samen om hun inwoners de goede ondersteuning te geven. Elke regio moet hievoor voor januari 2022 regionale samenwerkingsafspraken maken. Deze afspraken gaan bijvoorbeeld over de verdeling van het geld en de samenwerking met woningbouwcorporaties en zorgaanbieders. 
  • Een jaar later, in 2023, wordt het woonplaatsbeginsel en het objectieve verdeelmodel stapsgewijs ingevoerd. Het woonplaatsbeginsel regelt welke gemeente financieel verantwoordelijk is voor inwoners die nu in een huis voor Beschermd Wonen verblijven. De financiële decentralisatie start dus een jaar later dan de inhoudelijke, waarbij er een financieel ingroeipad is van tien jaar. De overgang van centrumgemeente naar eigen gemeente vindt stapsgewijs plaats.

Om mensen met een psychische kwetsbaarheid zoveel mogelijk in de wijken te ondersteunen, is een basisniveau van voorzieningen en kennis, passende woningen en vooral samenwerking tussen en met gemeenten, ketenpartners en zorgverzekeraars nodig. Daar spelen we nu al op in, bijvoorbeeld met het opzetten van een zelfregiecentrum (zie hierboven onder het kopje Wmo).

Het is een flinke opgave om alles regionaal goed te regelen. Het kabinet heeft financiële middelen beschikbaar gesteld voor het realiseren van de ambities: € 50 miljoen in 2019 tot € 95 miljoen in 2023, waarna het structureel binnen de gemeentelijke begroting wordt ingeboekt. Tot de evaluatie in 2025 blijven de budgetten voor beschermd wonen apart zichtbaar. Het budget wordt via een integratie-uitkering in het gemeentefonds verdeeld. Op deze manier is voor iedereen duidelijk welk budget per regio voor beschermd wonen beschikbaar is. Op basis van de evaluatie bepalen de ministeries van BZK en VWS en de VNG welk budget er vanaf 2026 nodig is.

Jeugd

De laatste jaren stijgen de uitgaven voor jeugdhulp flink, wat heeft geleid tot grote tekorten op de gemeentelijke begrotingen. Het Rijk en de VNG hebben AEF onderzoek laten uitvoeren met als hoofdvraag hoeveel middelen gemeenten structureel nodig hebben om hun taken voor de jeugdzorg goed uit te kunnen voeren. Een arbitragecommissie heeft in juni 2021 geoordeeld dat gemeenten 1,9 miljard euro extra nodig hebben om de jeugdzorg in 2022 goed uit te kunnen voeren. Inmiddels zijn deze extra middelen toegezegd door het demissionaire kabinet.  Daartegenover zijn afspraken gemaakt over maatregelen om kosten te besparen.

Om de enorme stijging van de jeugdzorgkosten te beteugelen, hebben wij vanaf 2020 een actieplan jeugdhulp uitgevoerd met korte- en middellange termijn maatregelen. Daarbij is het uitgangspunt dat zorg die nodig is, niet ter discussie staat en ook niet op kwaliteit mag worden ingeboet. In de komende periode zetten we vooral in op het beïnvloeden van de vraag naar specialistische hulp door een breder aanbod van alternatieve basisvoorzieningen te ontwikkelen en afspraken over het gebruik van deze voorzieningen te maken met partners. 

In 2019 is in Zeeland, vanuit het landelijke actieprogramma “Zorg voor de jeugd”, gestart met het project “Vaart in Veiligheid”. Het project Vaart in Veiligheid moet onder andere leiden tot een eenvoudiger, effectiever en efficiënter model van samenwerken tussen de gemeentelijke toegang, de in de wijk georganiseerde organisaties, Veilig Thuis, de Gecertificeerde Instelling JB West en de Raad voor de Kinderbescherming. Door samenwerking te verbeteren, kennis en expertise te delen en te voorkomen dat gezinnen met grote regelmaat overgedragen worden van organisatie naar organisatie, worden medewerkers niet alleen efficiënter ingezet maar neemt tevens de werklast af en het werkplezier toe (en wordt er beter gezorgd voor bestaand personeel).

Participatiewet

De coronacrisis en de daaruit voortkomende mondiale economische crisis heeft afgelopen jaar grote gevolgen gehad voor de economie en de daarmee samenhangende werkgelegenheid. In 2021 herstelt de economie (groei 3%, juniraming CPB) wat een gunstig effect heeft op de bijstand. In tegenstelling tot de verwachting blijft een worst-case scenario vooralsnog uit. Ook voor 2022 is de verwachting dat de economie groeit met 3%. In 2022 wordt een werkloosheidspercentage van 4,1% verwacht, dit is op het niveau van voor de coronacrisis (2017-2019). De meevallende werkloosheidscijfers worden mede veroorzaakt door financiële maatregelen ten behoeve van de coronacrisis zoals TOZO en TONK. Wanneer deze maatregelen aflopen kan dit effect hebben op de bijstandsafhankelijkheid.

Los van de Coronacrisis zijn mensen vaak meerdere jaren bijstandsafhankelijk.  Door de coronacrisis is  de focus een tijdlang crisisdienstverlening geweest. Nu deze crisis langzaamaan voorbij gaat is er weer meer zicht op deze groep jarenlange bijstandsontvangers. Naast werkloosheid heeft dit ook andere maatschappelijke gevolgen, zoals een groter beroep op schuldhulp en minimaregelingen en de werk- en thuissituatie binnen het gezin, vrije tijd, gezondheid, etc. De opgave voor de gemeentelijke organisatie is om deze gevolgen integraal te benaderen, zodat inwoners die in de knel zitten of komen op de verschillende levensgebieden waar dit nodig is ondersteuning krijgen. Met de taken die de gemeente heeft in het brede sociale domein is het de kunst om zowel op beleidsniveau als in de uitvoering van het beleid, de diverse beleidsterreinen op elkaar aan te laten sluiten. Denk daarbij aan taalonderwijs, schuldenaanpak, minimabeleid, maar ook aan (preventieve)  ondersteuning op het gebied van gezondheidszorg, welzijn, jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning. Met als uitgangspunt de overtuiging dat werk of een zinvolle dagbesteding bijdraagt aan het algemeen welbevinden en een inclusieve samenleving. 

Wet inburgering

De nieuwe Wet inburgering treedt definitief op 1 januari 2022 in werking. In dit nieuwe inburgeringsstelsel krijgen gemeenten de regie over de inburgering. Nieuwkomers worden hiermee vanaf het eerste moment goed begeleid zodat zij zo snel mogelijk mee kunnen doen in de samenleving, het liefst via betaald werk. Ook geldt een hogere norm voor het taalniveau. De hervorming is ingrijpend en raakt ieder aspect van het huidige stelsel, waarbij gemeenten een sleutelpositie krijgen in de uitvoering ervan. Ook de financieringsgrondslag wijzigt aanzienlijk. Op grond van de meicirculaire 2020 heeft het Kabinet de volgende gelden beschikbaar gesteld voor de overgang tot daadwerkelijke invoering van de nieuwe Wet inburgering:

  • Voor implementatie van de nieuwe Wet inburgering ontvangen wij in 2021 als Integratie-uitkering inburgering een bedrag van € 45.707. Binnen dit bedrag zijn middelen opgenomen voor de inzet op de Ondertussengroep en een compensatie voor uitstel van de Wet inburgering tot 1 januari 2022.
  • Voor implementatie van de nieuwe Wet inburgering ontvangen wij als Integratie-uitkering inburgering een bedrag van in totaal € 116.046. Dit bedrag bestaat uit een budget van € 20.981 voor de Ondertussengroep en compenatie voor het uitstel van de wet, alsmede een bedrag van € 95.065 voor de uitvoeringskosten van de Wet inburgering.

Op dit moment is al duidelijk dat de beschikbare middelen voor een adequate uitvoering van de Wet inburgering niet toereikend zijn. De hiervoor noodzakelijke extra middelen zijn opgevoerd via de uitbreidingsinvesteringen nieuw beleid in deze begroting.

Schuldhulpverlening en minimabeleid

Begin 2022 wordt een nieuw beleidskader schuldhulpverlening gepresenteerd aan de raad. We kiezen ervoor om dit beleidsplan een meer integraal karakter te geven, waarbij we toewerken naar een integrale aanpak waarin naast schuldenaanpak ook aandacht is voor armoedebestrijding. De cliënten in de schuldhulpverlening maken gebruik van de beschikbare minimaregelingen, waardoor er een overlap is in deze doelgroepen. Allereerst investeren we in verder onderzoek naar het gebruik en daarmee naar de doelgroepen, van de minimaregelingen. Door een beter beeld van de doelgroepen die gebruik maken van de verschillende regelingen, kunnen betere beslissingen over de toekomst van de diverse regelingen worden genomen. Door deze informatie te combineren met de gegevens uit de vroegsignalering, wordt een beter beeld verkregen van de feitelijke armoedesituatie in de gemeente.

9.4 WAAR GAAN WE NAAR TOE MET DE TRANSFORMATIE IN HET SOCIAAL DOMEIN?

Terug naar navigatie - 9.4 WAAR GAAN WE NAAR TOE MET DE TRANSFORMATIE IN HET SOCIAAL DOMEIN?

 De dynamiek in het sociaal domein blijft onveranderd hoog: er komt nog steeds nieuwe wet- en regelgeving naar gemeenten toe, de onderlinge relatie is groot en alleen in samenhang kan de uitvoering van alle taken tot meerwaarde voor onze inwoners en efficiency in de bedrijfsvoering leiden. De druk op de zorgpartners is hoog met scherpe tarieven en een heel uitdagende arbeidsmarkt.  Om het geheel te overzien en aan te sturen is regie vanuit de gemeente hard nodig. We kunnen het niet alleen. Een goede samenwerking met onze partners en met de overige (Zeeuwse) gemeenten is noodzakelijk om onze doelen te behalen, kennis te delen en realistische afspraken te maken. Met dit alles in het achterhoofd, richten we ons op de volgende hoofdlijnen:

1. Een (nog) betere kwaliteit van zorg en ondersteuning

a. Doorontwikkeling van de lokale toegang met partners

b. Gericht op meer betrokkenheid en zelfredzaamheid van inwoners

2. Integraal samenwerken

a. Werken vanuit een gezamenlijke beleidsagenda, opgesteld met en door partners en gericht op het versterken van samenwerking in de keten

b. Versterken van de samenwerking tussen beleid en uitvoering

c. De klantvraag staat centraal, niet het wettelijke regime van waaruit de vraag gesteld wordt

3. Grip op financiën

Naast de inhoudelijke agenda blijft de focus de komende jaren liggen op het beheersen van de oplopende kosten binnen het sociaal domein. Door integraal (vanuit de gezamenlijke opgave) te kijken naar kwaliteit van ondersteuning en kostenefficiency, willen we de beschikbare middelen zo effectief mogelijk inzetten. Daarnaast zoomen we in op de afzonderlijke wetgevingen. We voeren het actieplan financiën jeugd en Wmo uit en trekken daarbij op met de overige Zeeuwse gemeenten en, voor de Wmo, met de gemeenten binnen de Oosterschelderegio. De financiële ontwikkelingen binnen de Participatiewet zijn sterk beïnvloed door de coronacrisis. De neerwaartse economische groei en de daarmee samenhangende stijging van het aantal mensen met een inkomensvoorziening, is duidelijk zichtbaar in de cijfers. De hoofdlijnennotitie Participatiewet blijft ons uitgangspunt en financiële kader. Zeeuws breed bevestigt het verdiepend onderzoek dat er kostenverhogende factoren zijn die specifiek te relateren zijn aan de Zeeuwse (omgevings)factoren (onderzoek door Significant APE). Deze onderzoeksresultaten zijn gebruikt om hierover het gesprek binnen de verantwoordelijke ministeries te voeren. Gezien de recente herverdelingscijfers, lijkt deze lobby succes te hebben gehad.  

4. Monitoren en analyseren

Het belang van goede monitoring en analyse wordt in gemeente Schouwen-Duiveland al lange tijd onderkend. Informatiegestuurd werken blijft een belangrijk speerpunt voor de komende jaren, zodat we inhoudelijk en financieel goed geïnformeerd zijn en daardoor beter kunnen sturen. We hebben een monitor sociaal domein ontwikkeld, waarin verschillende indicatoren zijn opgenomen die ons informatie geven over hoe we er financieel voorstaan, bedrijfsvoeringsinformatie geven en die iets zeggen over de mate waarin we toewerken naar de gewenste inhoudelijke resultaten. De verdere ontwikkeling van deze lokale monitor komt stapsgewijs en in samenhang met de regionale ontwikkeling van monitoren tot stand. De kwaliteit van de monitor is sterk afhankelijk van de toegankelijkheid, beschikbaarheid en juistheid van gegevens. We steken veel effort in het op orde (laten) brengen van de kwaliteit van de gegevens en de uitwisseling, zowel binnen de eigen organisatie als de samenwerkingsverbanden IJZ en SWVO. 

Kwetsbaarheid zorginstellingen in Zeeland en krapte arbeidsmarkt

De afgelopen jaren hebben diverse grote Zeeuwse zorginstellingen moeilijkheden gekend in hun voortbestaan. Het zijn organisaties die voor het zorgaanbod in Zeeland ‘too big to fail’ zijn en waar we als gemeenten de verantwoordelijkheid voor voelen en nemen om het voortbestaan veilig te stellen. De decentralisaties met nieuwe contractafspraken, de gevraagde transformatie, het hoge personeelsverloop en de moeilijkheid om aan nieuw personeel te komen, zorgen bij een aantal grote zorgorganisaties voor een grote opgave  om een kwalitatief goed en qua omvang voldoende zorgaanbod aan te blijven bieden.

De krappe arbeidsmarkt in de zorgsector werkt door in heel Zeeland. Het is lastig om deskundig personeel naar Zeeland te halen en jongeren te binden. In de zorg ontstaan hierdoor personeelstekorten en wachtlijsten, maar ook de opvolging van huisartsen is een groot vraagstuk. Om de zorg in Zeeland toegankelijk te houden en daarmee de leefbaarheid voor de Zeeuwen te borgen, heeft een groot aantal partijen de krachten gebundeld in de Zeeuwse Zorg Coalitie. Het samenwerkingsverband wil een oplossing vinden voor de gevolgen van de vergrijzing en ontgroening, met problemen als personeelstekorten, een toename van het aantal kwetsbare ouderen en lange aanrijtijden voor acute zorg. Inmiddels zijn ook Provincie en gemeenten aangesloten bij de initiatiefnemers. 

Wetsvoorstel bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg 

Voor een effectievere aanpak van fraude in de zorg is het noodzakelijk dat instanties (bijzondere) persoonsgegevens kunnen uitwisselen. Het wetsvoorstel Bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg' biedt hier de grondslagen voor.  Binnen deze wet worden ten aanzien van geconstateerde knelpunten, de mogelijkheden tot samenwerking en de daarvoor benodigde gegevensuitwisseling ten behoeve van bestrijding van fraude in de zorg verbeterd. Binnen de kaders van privacyregelgeving, met oog voor de gevoeligheid van de gegevens. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer, is het wetsvoorstel controversieel verklaard. Dit betekent dat het voorstel niet op de Kameragenda wordt geplaatst tot er een nieuw kabinet is aangetreden.  

Gemeente Schouwen-Duiveland sluit wel aan op het Informatieknooppunt Zorgfraude (IKZ). 

Wetsvoorstel Aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams) 

Het doel van het concept wetsvoorstel Aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams) is een snellere en meer gecoördineerde integrale hulp voor kwetsbare mensen. De wet moet regelen dat gemeenten in specifieke situaties de ruimte krijgen om te verkennen of mensen te maken hebben met gestapelde problemen, zoals op het gebied van werk, gezondheid, schulden, opvoeding en onderwijs. Daarmee wordt ook inzicht verkregen in welke partijen nodig zijn om de problemen op te lossen. Om een goed beeld te krijgen van de problematiek rond een persoon die hulp vraagt, moeten de verschillende hulpverleners contact met elkaar kunnen hebben en persoonsgegevens bij elkaar brengen. Dit maakt 'integrale' hulp mogelijk, die gecoördineerd is en minder versnippering geeft.  Vanuit de huidige privacywetgeving is het bij elkaar brengen van gegevens niet mogelijk, hier is een wettelijke grondslag voor nodig. Daar moet deze wet in voorzien. Eind 2022 treedt de wet vermoedelijk in werking. 

Corona

Corona heeft in 2020 en 2021 een flinke wissel getrokken op onze samenleving en zal ook de komende maanden en mogelijk jaren nog de nodige inventiviteit en flexibiliteit vragen hoe om te gaan met vraagstukken die door corona worden veroorzaakt. Inmiddels zijn meerdere rapporten gepubliceerd over de gevolgen en welke acties nodig zijn op het gebied van zorg en economie. De aanbevelingen pakken we in samenhang op en werken we, waar mogelijk regionaal, uit om langdurige gevolgen waar mogelijk te beperken. We ontvangen van het Rijk incidentele middelen die we in 2021 en 2022 inzetten om de doelgroepen die getroffen zijn door de consequenties van de corona-crisis te ondersteunen en stimuleren. Deze inzet is in 2021 via een raadsvoorstel aan u voorgelegd.

Corona heeft ook nieuwe initiatieven en innovaties een boost gegeven. De digitalisering van zorg, beeldbellen en technologische oplossingen in de zorg hebben een enorme impuls gekregen. We leren van en stimuleren deze ontwikkeling binnen het e-Health programma, waarvoor door het SWVO-subsidie is ontvangen vanuit de Europese Commissie.