Tarieven toeristen- en watertoeristenbelasting 2025

Het is gebruikelijk dat u via de Kadernota de tarieven toeristen- en watertoeristenbelasting voor het volgende jaar vaststelt. Dit om de recreatiebranche daar op tijd over te informeren. 

Via amendement besloot u vorig jaar bij de behandeling van de Kadernota 2024 – 2027:

  • De tarieven toeristenbelasting 2024 niet te verhogen.
  • De forfaitaire tarieven voor jaar- en seizoensplaatsen 2024 niet te wijzigen ten opzichte van 2023.
  • De forfaitaire tarieven voor watertoeristenbelasting op vaste ligplaatsen niet te wijzigen ten opzicht van 2023.
  • Het gedifferentieerd tarief toeristenbelasting dat is ingevoerd per 2022 te evalueren en de uitkomsten daarvan te verwerken in de Kadernota 2025–2028. 

In dit hoofdstuk leggen wij u diverse voorstellen voor waarbij we beginnen met de uitkomsten van de evaluatie van het gedifferentieerd tarief toeristenbelasting. Met voorstel 8 leggen wij u de belastingverordeningen voor komend belastingjaar voor. Wel wijzen wij u erop dat u gedurende het lopende jaar alsnog de mogelijkheid heeft gewijzigde verordeningen vast te stellen.

Evaluatie gedifferentieerd tarief 
Sinds 2022 werken we met een gedifferentieerd tarief toeristenbelasting waarbij:

  • Voor reguliere bedrijven een hoog- en een laagseizoentarief geldt.
  • Voor niet-reguliere bedrijven (minicampings) een jaarrond vast tarief geldt, dat lager is dan het tarief voor de reguliere sector. 

De afgelopen tijd evalueerden wij samen met diverse stakeholders het huidige model. In reactie hierop gaf de sector (Hiswa-Recron, Vekabo/in t Groen en Vereniging Hotels en Pensions) het volgende aan:

  • Een verschillend tarief voor hoog- en laagseizoen heeft niet het gewenste effect (meer animo voor het laagseizoen) opgeleverd.
  • Het levert de ondernemers meer administratief werk op.
  • Graag zien Hiswa-Recron en VHP een terugkeer naar een en hetzelfde tarief voor het hele seizoen.
  • Het verschil in tarief tussen de verschillende accommodatiegroepen heeft niet de voorkeur van de sector, graag zien de drie brancheverenigingen voor alle sectoren een en hetzelfde tarief voor alle sectoren. 

Vanuit de Belastingsamenwerking Middelburg Walcheren Schouwen-Duiveland, verantwoordelijk voor de (controle op) heffing- en inning van de toeristenbelasting, ontvingen wij de volgende reactie:

  • Het uitsplitsen van niet verdeelde aangiften hoog- en laagseizoen is arbeidsintensief.
  • Er is sprake van veel bezwaren en/of mailwisselingen en telefoongesprekken over het niet of wel vallen onder het kleinschalig kampeerterrein.
  • Er is sprake van verschuiving van verhuur van hoog naar laagseizoen in de aangifte.
  • Ook was regelmatig bezoek ter plaatse nodig om onbegrip bij de ondernemer weg te nemen.
  • Het brengt bij klanten veel onduidelijkheid dat bijvoorbeeld een losse verhuur van een kamer niet binnen het tarief van kleinschalig aangegeven mocht worden.
  • Het afschaffen van hoog en laag tarief en het trapsgewijs samenbrengen van de andere tariefsoort kleinschalig tot gelijke hoogte, zorgt waarschijnlijk voor een hoop goodwill bij de belastingplichtige.

Bij deze evaluatie zien wij dat het afwijkende tarief voor de niet-reguliere bedrijven (minicampings) in de sector tot veel onduidelijkheid en onbegrip zorgt. Of een bedrijf een minicamping is hangt af van hoe het in het bestemmingsplan staat. Niet alle bedrijven zijn hiervan op de hoogte. Bedrijven zien zichzelf soms als minicamping, maar zijn dat officieel niet. Deze bedrijven kregen wel een aanslag voor het hogere reguliere tarief. Hierdoor kwamen veel klachten binnen, zowel bij de gemeente als bij de belastingsamenwerking. Uitleg van het model leidde vaak niet tot begrip, waardoor we veelvuldig met ontevreden bedrijven te maken hadden. Niet zelden vond men het onterecht dat er verschillende tarieven waren. Men rekende daarbij gemakshalve het lage tarief, met alle gevolgen van dien. Het lage tarief voor minicampings zorgde binnen de sector verder voor onderlinge irritatie. 

Het verschil tussen hoog- en laagseizoen werd - ondanks dat de sector dit model zelf had aangedragen - in de praktijk als lastig ervaren, met name vanwege de extra administratieve lasten. Ook vernamen we van consumenten dat bedrijven gemakshalve het hele jaar het hoge tarief rekenden. We zien verder dat het tarief toeristenbelasting op de reservering geen effect lijkt te hebben. Het aantal overnachtingen steeg de afgelopen jaren en was vorig jaar stabiel. 

Op basis van bovenstaande evaluatie stellen wij u voor in 2025 terug te gaan naar een gelijk jaarrond tarief voor alle sectoren. Dit door de tarieven zodanig te middelen, dat aan de uitkomst ervan een gelijkblijvende opbrengst hangt. Om de tariefsverhoging voor minicampings geleidelijk te laten verlopen, vindt deze in 2 gelijke stappen plaats. Een eerste verhoging in 2025 en het gelijktrekken van het tarief vanaf 2026. 

Voorstel 6:
De gedifferentieerde tarieven toeristenbelasting terug te draaien door:

  • Vanaf 2025 geen onderscheid te hanteren tussen hoog- en laagseizoen.
  • Binnen twee jaar (2025 en 2026) stapsgewijs toe te groeien naar een en hetzelfde tarief voor alle sectoren.

Tarieven toeristen- en watertoeristenbelasting 
Voor 2025 stellen we weer voor de tarieven te verhogen waarbij we uitgaan van het voorheen bestendige beleid door hierbij aansluiting te zoeken met het indexatiecijfer voor belastingtarieven. Voor 2025 betreft dit dan een verhoging van 3,3 % (zie bijlage C). De tarieven voor de toeristen- en watertoeristenbelasting 2025 bedragen met deze indexatie:
-    Per persoon per overnachting/etmaal € 2,02 (2024: hoogseizoentarief € 2,04, laagseizoentarief € 2,03).
-    Per overnachting op een kleinschalig kampeerterrein € 1,79 (2024: € 1,57).

De verwachte opbrengst komt hierdoor uit op ongeveer € 10.396.000.

Voorstel 7:
De nieuwe tarieven toeristenbelasting 2025 vast te stellen op € 2,02 en € 1,79 voor mini-campings.

Forfaitaire tarieven watertoeristenbelasting

Op dit moment zijn er drie verschillende forfaitaire tarieven op basis van de lengte van de boot. Uit onderzoek van het Kenniscentrum Kusttoerisme blijkt dat het gemiddeld aantal verblijven op een ligplaats 51,2 per jaar bedraagt en dat de lengte van de boot nauwelijks effect heeft op het verblijf. Om eenheid te creëren, is het daarom verstandig aan te sluiten op de uitkomsten van het onderzoek. Wij stellen daarom voor het aantal gehanteerde forfaitaire tarieven terug te brengen naar één vast tarief per ligplaats. Er bestaat hierdoor geen verschil meer tussen de lengte van de boten en de te betalen toeristenbelasting. Voor elke ligplaats geldt dan een bedrag van € 103,42. Het terugbrengen van het aantal tarieven naar één vast bedrag brengt wel een lastenverschuiving met zich mee. Voor de kleinere boten stijgt het tarief, voor de grotere is sprake van een daling. 

Voorstel 8:
Het forfaitaire tarief voor watertoeristenbelasting terug te brengen naar één vast bedrag te weten € 103,42.


Wij stellen u voor aan de hand van de voorstellen 6 tot en met 8 de betreffende belastingverordeningen voor 2025 vast te stellen. 

Voorstel 9:
De verordening toeristenbelasting 2025 en de verordening watertoeristenbelasting 2025 vast te stellen.