Financieel perspectief

Macro economische ontwikkeling Gemeentefonds

Terug naar navigatie - Macro economische ontwikkeling Gemeentefonds

Voorjaarsnota Rijk 2024 

Op 15 april 2024 bood de minister van Financiën de Tweede Kamer de Voorjaarsnota 2024 aan. In de voorjaarsnota geeft de minister een vooruitblik op de Rijksbegroting voor de komende jaren. De VNG heeft in meerdere intensieve gesprekken met het demissionaire kabinet gestreden voor een goede financiële positie voor gemeenten in de komende jaren. De resultaten hiervan zijn in de Voorjaarsnota opgenomen: 

-    De oploop van de opschalingskorting van € 675 miljoen wordt structureel geschrapt;
-    Rechtvaardige risicoverdeling Wmo door heldere afspraken over objectieve indexering en aparte fondsvorming;
-    Indexering zorgkosten: € 75 miljoen in 2026 oplopend tot 300 miljoen in 2029;
-    Het beperken van het aantal specifieke uitkeringen (SPUK’s).

Het demissionair kabinet vraagt hiervoor helaas wel een prijs: in 2025 wordt het gemeentefonds eenmalig € 675 miljoen lager vastgesteld. 
Daarnaast stelt het Rijk het gemeentefonds bij naar de lagere index volgens het CEP. Deze index is gedaald ten opzichte van de verwachting die er was bij de septembercirculaire 2023. Dit geeft voor ons een forse min op het gemeentefonds.

In de Voorjaarsnota is toegelicht dat het Rijk en gemeenten werken aan de beheersbaarheid van de uitgaven van gemeenten en de wettelijke zorgtaken Wmo. De verwachting is dat in de toekomst (een nader te bepalen deel van de) Wmo niet langer via de algemene uitkering van het gemeentefonds gaat, maar via een aparte financiering. Vooruitlopend op de gekozen bekostigingsvorm wordt onderzoek gedaan naar een passende geobjectiveerde indexering, die ook rekening houdt met kostenontwikkeling en demografie/vergrijzing. Het Rijk heeft in de Voorjaarsnota alvast een reservering opgenomen voor een aanvullende indexering voor demografie bovenop de financieringssystematiek van de prijs-bruto-binnenlands-product (pbbp-systematiek). Vanaf 2026 is een reservering opgenomen van € 75 miljoen oplopend tot € 300 miljoen in 2029. Het streven is dat er met ingang van 2026 nadere afspraken zijn over de financiering van de WMO. In de meicirculaire 2024 wordt deze reservering nog niet verwerkt. Deze post is dus nog te onzeker om aanspraak op te kunnen maken.

Het financiële probleem van gemeenten is hiermee niet opgelost. Op basis van deze resultaten vervolgt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) haar inzet richting de formatietafel voor een goede balans tussen taken en middelen. De leden van de VNG bereidden hiervoor een resolutie voor, die met grote meerderheid is aangenomen tijdens de Algemene ledenvergadering van de VNG 24 mei j.l..

Onderzoek overige eigen middelen: toeristen- en forensenbelasting  

Onderzoeksbureau Cebeon voert in opdracht van het Rijk onderzoek uit naar de overige eigen middelen (OEM) van gemeenten. Een mogelijke uitkomst van dit onderzoek kan zijn dat het Rijk besluit tot een verevening van de verschillende OEM-componenten in het gemeentefonds. Dat kan betekenen dat het Rijk onze uitkering vanuit het gemeentefonds verlaagt. De OZB is hierop uitgezonderd, maar de toeristen- en forensenbelasting liggen in dit onderzoek onder een vergrootglas. Met een opbrengst van € 10 miljoen aan toeristenbelasting is dit een groot risico binnen onze begroting. Anticiperend hierop maken wij de komende periode inzichtelijk welke kosten wij als recreatieve gemeente maken, en hoe deze zich verhouden tot de opbrengsten die wij vanuit de toeristen- en forensenbelasting genereren. 

VNG Begrotingsadvies

In haar ledenbrief van 1 maart 2024 (bijlage A bij raadsvoorstel Kadernota) geeft de VNG een begrotingsadvies voor de programmabegroting 2025-2028.  Het begrotingsadvies bestaat uit 2 delen: het eerste deel geeft de VNG via de ledenbrief van 1 maart 2024 en het tweede deel volgt op na de meicirculaire 2024. 

Het advies betreft in het kort:

  • Bereid ombuigingen voor waartoe in uw gemeente besloten wordt indien de korting van € 3 miljard vanaf 2026 niet wordt teruggedraaid of verzacht. Breng deze zo goed mogelijk in kaart, maar zet ze nog niet in gang;
  • Presenteer deze gevolgen financieel én inhoudelijk zo scherp mogelijk;
  • Betrek daarbij het advies van de Taskforce Taken en Middelen, die aangeven vooral te focussen op taken in medebewind. We realiseren ons dat dit voor elke gemeente een eigen afweging vraagt, die tot andere keuzes kan leiden;
  • Beschrijf in ieder geval de 5 meest significante ombuigingsmaatregelen, hun consequenties en het taakveld dat daarmee geraakt wordt.

Zoals hiervoor beschreven, besloot het demissionair kabinet inmiddels bij het vaststellen van de Voorjaarsnota 2024 de korting van € 3 miljoen te verminderen met het schrappen van de opschalingskorting van € 675 miljoen. Desalniettemin blijven er zorgen rondom de gemeentefinanciën. In de Programmabegroting 2025-2028 werken wij dit advies verder uit. 

Ontwikkeling gemeentefonds voor Schouwen-Duiveland

Terug naar navigatie - Ontwikkeling gemeentefonds voor Schouwen-Duiveland

Gevolgen Voorjaarsnota Rijk 2024 voor de algemene uitkering aan de Gemeente Schouwen-Duiveland 

Het ministerie van Financiën verwerkt de financiële gevolgen voor gemeenten vanuit de Voorjaarsnota in de meicirculaire 2024. De circulaire is echter pas eind mei beschikbaar. Voor de prognose van de budgettaire ruimte in de Kadernota, maakten wij vanuit de Voorjaarsnota een voorlopige doorrekening van de effecten daarvan voor onze gemeente. Wij verwachten vanuit de Voorjaarsnota de volgende mutatie op onze algemene uitkering vanuit het gemeentefonds:

Prognose effect Voorjaarsnota 2024:

2025 2026 2027 2028
Volume ontwikkeling vanaf 2024 obv pbbp -817.000 1.600.000 1.584.000 1.595.000
Loon-prijsontwikkelingen vanaf 2024 obv pbbp -1.751.000 -1.867.000 -1.813.000 -1.767.000
Totaal wijziging algemene uitkering obv pbbp -2.568.000 -267.000 -229.000 -172.000
Incidentele compensatie Rijk voor nieuwe finacieringsystematiek via pbbp (tot en met 2029) 1.260.000 269.000 214.000 171.000
Effect op algemene uitkering -1.308.000 2.000 -15.000 -1.000
Loon-prijsontwikkeling 2023 tov septembercirculaire 2023 -555.000 -906.000 -1.076.000 -1.013.000
Opschalingskorting 1.335.000 1.323.000 1.315.000
Prognose ontwikkeling algemene uitkering op basis van Voorjaarsnota 2024 -1.863.000 431.000 232.000 301.000

Toelichting mutaties:

Nieuwe financieringssystematiek op basis van prijs bruto binnenlands product (pbbp)

In de Voorjaarsnota 2024 is de nieuwe financieringssystematiek vervroegd van 2027 naar 2024. Dit betekent dat de aanpassing van het Rijk van het gemeentefonds gebeurt op basis van de ontwikkeling van het pbbp. In de oude systematiek gebeurde de aanpassing op basis van ‘trap op trap af’ met de rijksuitgaven (bij stijging van de rijksuitgaven steeg ook het gemeentefonds en andersom). Over de periode 2024-2029 compenseert het Rijk het effect van het vervroegen van de gewijzigde financieringssystematiek. Voor 2024 gebeurt dit volledig en voor 2025 voor 50%. Voor de jaren 2026 tot en met 2029 vindt compensatie weer volledig plaats. Vanaf het jaar 2030 vervalt € 171.000 aan compensatie, waarmee de budgettaire ruimte vanaf 2030 dit bedrag structureel lager uitvalt. 

De egalisatiereserve algemene uitkering wordt ingezet om mutaties vanuit gemeentefondscirculaires op te vangen. Deze reserve heeft op dit moment de maximale omvang van € 2 miljoen. Het is gerechtvaardigd om een deel hiervan in te zetten voor de uitname van 50% uit het gemeentefonds die het Rijk in 2025 doet. Om deze reserve niet volledig aan te spreken, stellen we voor deze uitname van € 1,3 miljoen voor 50% hieruit te dekken. Dit voorstel betrekken wij bij het raadsvoorstel over de meicirculaire 2024.

Actualisatie loon- en prijsontwikkeling 2023 (LPO)

In de Voorjaarsnota 2024 is de LPO eerst geactualiseerd voor de macro-economische cijfers van het Centraal Economisch Plan (CEP) 2024. Dit is een actualisatie van de LPO van 2023, die opgenomen was in de septembercirculaire 2023. Daarmee is de plus uit de septembercirculaire voor de LPO teruggedraaid. Wij voegden deze plus voor de LPO via het raadsvoorstel over de septembercirculaire 2023 toe aan de stelpost Jeugd. Dit om onvoorziene tegenvallers op het gebied van uitgaven jeugdhulp én uitgaven als gevolg van investeringen opgenomen in de Hervormingsagenda op te kunnen vangen. Nu deze plus op de LPO wordt teruggedraaid, stellen we voor om ook de toevoeging aan de stelpost Jeugd terug te draaien. Hiermee volgen wij ook de oproep van de VNG om in onze begroting zichtbaar te maken wat onze tekorten zijn op de jeugdbegroting door deze niet volledig voor eigen rekening te nemen. 

Voorstel 1:
Instemmen met het terugdraaien van de toevoeging van de loon- en prijsontwikkeling (LPO) uit de septembercirculaire 2023 aan de stelpost Jeugd.

Opschalingskorting
Sinds 2015 worden gemeenten geconfronteerd met een korting op het gemeentefonds, die oploopt tot € 975 miljoen in 2026. Deze korting is opgelegd omdat gemeenten door gedwongen opschaling (samengaan naar 100.000+ gemeenten) kosten zouden besparen. De gedwongen opschaling heeft het Rijk een aantal jaren geleden laten vervallen, echter niet de oplopende opschalingskorting. In de Voorjaarsnota 2024 wordt deze oplopende opschalingskorting vanaf 2026 voor een bedrag van € 675 miljoen toch geschrapt. Wij hadden in onze begroting al rekening gehouden met deze korting. Dit betekent een verhoging van onze algemene uitkering. 

Begrotingscirculaire Provincie Zeeland

Terug naar navigatie - Begrotingscirculaire Provincie Zeeland

De Gedeputeerde Staten (GS) van Zeeland hebben de wettelijke taak om financieel toezicht te houden op onze begroting. Het doel van financieel toezicht is het bevorderen van een gezonde financiële positie bij gemeenten en gemeenschappelijke regelingen. GS beoordeelt de begroting op basis van het wettelijke criterium van structureel en reëel evenwicht. Hiervoor verstrekken zij ieder jaar een begrotingscirculaire met daarin relevante en actuele informatie over de wijze waarop zij onze begroting en meerjarenraming beoordelen.

Eind maart 2024 ontvingen wij de begrotingscirculaire 2025 (zie bijlage B bij raadsvoorstel Kadernota). Ieder jaar is sprake van een aantal actuele onderwerpen waar GS bij de beoordeling van onze begroting specifiek aandacht op vestigen. Wij betrekken deze bij het opstellen van de programmabegroting 2025–2028. De provincie erkent dat gemeenten te maken hebben met tekorten in hun begroting als gevolg van de maatregelen van het Rijk in het gemeentefonds en de oplopende kosten van de uitvoering van overgedragen taken. In de circulaire bieden zij ruimte om eventuele tekorten op te vangen. Hier komen wij in het onderdeel Verruimingsmogelijkheden budgettaire ruimte op terug.

Loon- en prijsindexatie programmabegroting 2025-2028

Terug naar navigatie - Loon- en prijsindexatie programmabegroting 2025-2028

Loon- en prijsindexering 

Jaarlijks stelt uw raad via de kadernota vast met welke indexerings- en rentepercentages de budgetten in de begroting stijgen en met welk indexeringspercentage de tarieven voor de belastingen worden verhoogd. De basis voor deze percentages halen wij uit het Centraal Economisch Plan (CEP) dat het Centraal Planbureau ieder jaar in maart publiceert. Ook het Rijk maakt gebruik van deze percentages bij het vaststellen van de loon- en prijsbijstelling van de algemene uitkering. 

Wij stellen het volgende voor:

a.    In deze kadernota rekening te houden met het door het CPB geraamde prijsontwikkeling in februari 2024 voor het jaar 2025 van 2,2 %;
b.    In deze kadernota rekening te houden met het door het CPB geraamde loonontwikkeling in februari 2024 voor het jaar 2025 van 4,4 %;
c.    Voor de raming van de jaren 2026-2028 de loon- en prijsontwikkelingen vanuit het CEP van februari 2024 aan te houden;
d.    Bij het aanbieden van de programmabegroting 2025-2028 eind september 2024 informeren we de raad over de effecten van deze indexeringen in relatie tot de compensatie daarvan via de meicirculaire 2024 en de invloed daarvan op de budgettaire ruimte.

Voorstel 2a:
In te stemmen met de in bijlage C Uitgangspunten begroting 2025-2028 opgenomen indexeringspercentages. 

Indexering gemeenschappelijke regelingen

In de algemene bestuursvergadering van december 2023 heeft de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten (VZG) de richtlijn voor de begroting 2025 voor de gemeenschappelijke regelingen (GR’en) vastgesteld (zie bijlage D bij raadsvoorstel). De strikte richtlijn gaat uit van een toegestane inflatiecorrectie in de GR-begroting 2025 van 3,9 %.  De richtlijn is gebaseerd op de prognose van het percentage overheidsconsumptie beloning werknemers (4,9%) en de prognose van het percentage overheidsconsumptie materieel (2,0 %) voor het jaar 2025, welke zijn gepubliceerd in de Macro Economische Verkenning (MEV) 2024.  De  prognose voor de jaren 2026-2028 baseren we op 2/3e van de verwachte loonontwikkeling en 1/3e van de verwachte prijsinflatie. 

Tijdens de VZG-vergadering van 11 april 2024 is een aanvullend advies (bijlage E bij raadsvoorstel) opgesteld over de correctie van 2024. In deze vergadering is besloten om de inflatiecorrectie voor de begroting 2024 van de GR-en te corrigeren met 1,3 % naar in totaal 4,7 %. Deze aanpassing heeft een structurele doorwerking voor het opstellen van de GR begrotingen 2025 en verder. De verhoging over 2024 nemen we mee in de Bestuursrapportage 2024.

Rentepercentages

De rentepercentages worden beïnvloed door verschillende factoren, waaronder de inflatie, het monetair beleid van de centrale banken en de algemene economische situatie. 

De Europese Centrale Bank (ECB) heeft het monetair beleid de afgelopen tijd verkrapt om de economie af te remmen en de hoge inflatie tegen te gaan; onder andere met haar besluit te stoppen met het opnieuw investeren van een deel van haar obligaties en het verhogen van de depositorente. Deze verkrapping tempert de inflatie- en economische groeiverwachtingen, en remt de stijging van de kapitaalmarktrentes. We verwachten daarom dat de kapitaalmarktrentes in 2024 dalen.

De voor onze gemeente relevante rentepercentages vindt u terug in bijlage C. In deze bijlage zijn ook de rentepercentages opgenomen van de geldleningen die verstrekt zijn op grond van de Verordening Stimuleringslening Duurzaamheid Bedrijven en Verenigingen 2020 en de Verordening Lening Duurzaam en Langer Thuis 2022.

Voorstel 2b:
In te stemmen met de in bijlage C Uitgangspunten begroting 2025-2028 opgenomen rentepercentages.

Prognose budgettaire ruimte 2025-2028

Terug naar navigatie - Prognose budgettaire ruimte 2025-2028

Vertrekpunt budgettaire ruimte Kadernota 2025-2028 

In de raadsvergadering van 18 april 2024 stelde de raad de actuele budgettaire ruimte vast. Dit is het vertrekpunt van de budgettaire ruimte in deze Kadernota, waar we het jaar 2028 aan toevoegen. Onderstaand overzicht geeft inzicht in de huidige budgettaire ruimte 2025-2028. Dit overzicht laat zien dat de budgettaire ruimte in 2028 € 0,7 miljoen hoger is. De oorzaak hiervan is de toename van de algemene uitkering. 

2025 2026 2027 2028
Budgettaire ruimte programmabegroting 2024-2027 651.000 -876.000 922.000 1.691.000
Financiele rapportage 2023-2 -367.000 -352.000 -352.000 -352.000
Dekking uit algemene reserve bij programmabegroting 2024-2027 1.228.000
Raadsvoorstellen tm 18 april 2024 -136.000 -200.000 -198.000 -286.000
Besluitvorming na raadsvergadering 18 april 2024 148.000 -200.000 372.000 1.053.000

Actuele financiële ontwikkelingen van invloed op de budgettaire ruimte

Loon- en prijsstijging uitvoering masterplannen stads- en dorpsvisies

De afgelopen jaren zijn de prijzen van materialen en materieel in de bouw- en infrastructurele sector, als ook de lonen fors gestegen. Dit betekent dat we de budgetten voor bestaande investeringen binnen de stads- en dorpsvisies, die staan gepland vanaf 2025 en verder, ook substantieel moeten verhogen om het beoogde kwaliteitsniveau te borgen. We gaan uit van een stijging van 10%. Voor Burgh-Haamstede geldt dat we de budgetten met 20% verhogen. Dit omdat de helft van die verhoging wordt veroorzaakt door het (gedeeltelijk) elektrisch werken om binnen de normen voor stikstofdepositie te blijven. Op dit moment is elektrisch werken nog 30% duurder dan traditioneel werken, hoewel dat verschil langzaam terugloopt. In totaal vraagt dit een verhoging van het investeringsbudget masterplannen stads- en dorpsvisies met € 2.250.000 en is het nieuwe totaal budget € 37.250.000. 

Belastingopbrengsten

Vanuit de concept-jaarrekening 2023 constateren wij diverse meeropbrengsten van  verschillende belastingen met een structureel karakter. Het betreft: 

  • Onroerendezaakbelasting : Vanuit areaal uitbreidingen zien wij een meeropbrengst van € 91.000;
  • Toeristenbelasting : De afgelopen jaren stijgt het aantal overnachtingen, waaraan een meeropbrengst van € 91.000 kan worden gekoppeld;
  • Forensenbelasting : Vanuit een stijging van het aantal woningen dat in deze heffing wordt betrokken, zien wij een meeropbrengst van € 189.000.  

Gemeenschappelijke regelingen

Recentelijk zijn de ontwerpbegrotingen 2025 van de gemeenschappelijke regelingen ontvangen. Deze bieden wij in juni via een gezamenlijk voorstel aan de raad aan. Via dit raadsvoorstel verwerken we de financiële consequenties in de programmabegroting 2025-2028. Voor de prognose van de budgettaire ruimte betrekken wij deze financiële consequenties bij in de Kadernota: 

GGD/Inkooporganisatie Jeugd  

Op basis van een eerste inschatting, gebaseerd op de concept-programmabegroting 2025-2028, stijgt onze gemeentelijke bijdrage aan GGD Zeeland boven op de VZG-richtlijn met € 86.000. De totale uitgaven voor Jeugdhulp (Zorg in Natura en uitvoeringskosten) stijgen op basis van een prognose voor 2025 naar € 8.857.000. In 2024 is voor hiervoor € 7.940.000 begroot. Deze stijging kunnen we gedeeltelijk dekken uit een indexatiestelpost, groot € 425.000. Per saldo is echter sprake van een forse lastenstijging, voor 2025 € 578.000. Meerjarig daalt dit bedrag tot € 481.000 in 2028. Een risico waarmee we rekening moeten houden, is dat de tarieven voor 2024 zijn vastgesteld op basis van de voorlopige Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling (OVA-index) van 8 januari 2024  (4,94%). De CAO-stijging in de sector van bijna 10% is nog niet volledig via de OVA verwerkt in de tarieven voor 2024. Het verschil wordt verwerkt in de tarieven voor 2025. Daarmee is in deze prognose nog geen rekening gehouden.  

Ook hierin stellen wij voor de oproep van de VNG te volgen om in onze begroting zichtbaar te maken wat onze tekorten zijn op de jeugdbegroting. In eerdere programmabegrotingen besloot de raad om de kosten voor Jeugd voor 50% te dekken vanuit onze eigen middelen. Door deze lijn te volgen laten we 50% van de gestegen uitgaven voor Jeugdhulp ongedekt. Ook volgen we hiermee het advies van de VNG om de kosten voor jeugdzorg niet volledig voor eigen rekening te nemen. Deze verwerking vraagt wel afstemming met onze toezichthouder, de provincie Zeeland. Dit overleg staat begin juni 2024 gepland. 

Voorstel 3: 
In te stemmen om de stijging van de uitgaven voor Jeugdhulp voor 50% te dekken uit de budgettaire ruimte en 50% toe te voegen aan de taakstelling voor de hervormingsagenda Jeugd.

SWVO (WMO) 

In de ontwerp programmabegroting SWVO 2025 zien we een toename aan kosten voor maatwerkvoorzieningen Wmo voor 2025 en verder. Wij onderzochten de realiteit daarvan op basis van onze eigen verwachtingen/prognoses. De kosten voor hulp bij het huishouden lopen meerjarig op naar € 403.000 per jaar. Voor de kosten voor begeleiding/dagbesteding is de verwachte meerjarige stijging € 306.000, voor regiotaxi € 41.000. Voor hulpmiddelen verwachten we een relatief forse daling, meerjarig oplopend naar € 194.000.  De hogere verwachte kosten zijn een gevolg van een verwachte volumegroei in cliënten en de verwachte indexatie van de kosten. Uit de verwachte raming blijkt dat meerjarig sprake is van een oplopend tekort. De hogere ramingen worden gedeeltelijk afgedekt vanuit reguliere indexering en uit de egalisatiepost maatwerkvoorzieningen Wmo/Jeugd. Dit betekent een stijging van de lasten in 2027 van € 414.000 en vanaf 2028 € 520.000.  In het proces van het opstellen van de programmabegroting 2025-2028 onderzoeken wij of we dit een deel hiervan kunnen dekken vanuit de aanvullende indexatie vergrijzing WMO, die het Rijk via de Voorjaarsnota 2024 aankondigt.

RUD 

De ontwerpbegroting 2025 van de RUD is een beleidsarme begroting. Dit houdt in dat daar geen nieuw beleid in mag worden opgenomen dat nog niet is vastgesteld door het Algemeen Bestuur. Landelijk is echter aan de omgevingsdiensten/uitvoeringsdiensten opgelegd dat zij robuuster moeten worden. Daarbij zijn door het Rijk eisen gesteld aan onder andere taakomvang, omvang personeelsbestand en de minimale omvang van de begroting. De RUD Zeeland moet hiervoor ook het personeelsbestand uitbreiden om aan de robuustheidscriteria te voldoen. Hiervoor heeft de RUD het plan van aanpak Robuuste RUD Zeeland opgesteld, dat via de derde begrotingswijziging 2024 voor zienswijze aan de raad is aangeboden. De zienswijze periode loopt gelijk met die voor de begroting 2025. Als ingestemd wordt met het plan van aanpak, leidt dit tot een hogere gemeentelijke bijdrage. Hiervoor heeft het Rijk geen extra middelen beschikbaar gesteld. 

VRZ 

In de meerjarenraming van de VRZ bij begroting 2024 was uitgegaan van een forse stijging van kapitaallasten. Deze stijging vindt volgens de begroting 2025 pas later plaats, omdat materieel later vervangen wordt. Dit leidt in 2025 tot en met 2028 tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage. Dit voordeel valt weg vanaf 2029 omdat de stijging van de kapitaallasten zich dan naar verwachting doorzet. We kunnen deze voordelen daarom niet structureel inboeken. 

Muziekschool Zeeland

Uit de ontwerpbegroting 2025 van de Muziekschool Zeeland blijkt een hogere deelnemersbijdrage bovenop de VZG-richtlijn van € 68.000. In de begroting is de kostenstijging meegenomen die vrijwel geheel veroorzaakt worden door cao-aanpassingen over de periode van december 2022 t/m maart 2025. Voor Muziekschool Zeeland komt deze stijging neer op 16,9%.  We houden voor de prognose van de budgettaire ruimte vooralsnog rekening met deze verhoging. 

Verwachte renteopbrengst 2025 schatkistbankieren 

In 2021 besloten we vanwege de lage rentestand tot het aantrekken van een geldlening van € 34 miljoen voor de financiering van onze, veelal ruimtelijke, projecten. Onder andere door incidentele middelen die wij vanuit het Rijk ontvingen, en door vertraging in de uitvoering van deze projecten beleggen wij een groot deel van deze lening in de schatkist van het Rijk. Daarvoor ontvingen wij in 2023 € 1,2 miljoen aan rente en de verwachting is dat dit in 2024 ongeveer hetzelfde bedrag is. Met de voortgang van de uitvoering van onze projecten, verwachten wij in 2025 een renteopbrengst van € 0,7 miljoen. Wij nemen deze renteopbrengst mee in de Bestuursrapportage 2024.

Prognose budgettaire ruimte 2025-2028

Met een doorrekening van de actuele financiële ontwikkeling van de budgettaire ruimte en de voorstellen die zijn gedaan, is de prognose van de budgettaire ruimte voor de programmabegroting 2025-2028 als volgt:

2025 2026 2027 2028
Besluitvorming na raadsvergadering 18 april 2024 148.000 -200.000 372.000 1.053.000
Actuele ontwikkelingen:
Mutatie algemene uitkering o.b.v. voorjaarsnota 2024 -1.863.000 431.000 232.000 301.000
Terugdraaien toevoeging LPO septembercirculaire 2023 aan stelpost jeugd 507.000 807.000 807.000 807.000
Indexering kredieten masterplannen stads- en dorpsvisies -24.000 -54.000 -73.000
Belastingopbrengsten OZB 91.000 91.000 91.000 91.000
Toeristenbelasting 91.000 91.000 91.000 91.000
Forensenbelasting 189.000 189.000 189.000 189.000
GGD/IJZ -578.000 -492.000 -506.000 -481.000
Meerkosten IJZ voor 50% dekken uit de budgettaire ruimte 255.000 212.000 219.000 206.000
SWVO -414.000 -520.000
RUD -263.400 -423.000 -478.600 -478.600
VRZ 91.000 213.000 147.000 98.000
Muziekschool -68.000 -68.000 -68.000 -68.000
Renteopbrengst schatkistbankieren 700.000
Inzet egalisatiereserve algemene uitkering 650.000
Prognose budgettaire ruimte -50.400 827.000 627.400 1.215.400

De prognose van de budgettaire ruimte laat zien dat we ons vastgestelde beleid en de al in de begroting opgenomen plannen financieel kunnen blijven uitvoeren. De uitdaging is dat we voldoende financiële middelen hebben, die nog nodig zijn om aan onze wettelijke taken te kunnen blijven voldoen. Als ook om onze ambities uit het coalitieakkoord te kunnen realiseren en de opgaven die nog ons afkomen uit te kunnen voeren. In het onderdeel Uitbreidingsinvesteringen informeren wij u welke benodigde uitbreidingsinvesteringen wij op dit moment inzichtelijk hebben. 

Het college biedt het voorstel om uitbreidingsinvesteringen te honoreren bij de Programmabegroting 2025-2028 aan de raad aan. Via de Programmabegroting 2025-2028 vindt de integrale afweging plaats ten opzichte van de dan definitief bekend zijnde budgettaire ruimte 2025-2028. Het uitgangspunt is dat de te nemen besluiten rondom de uitbreidingsinvesteringen tot een sluitende begroting leiden. Hiermee beogen we een prudent financieel beleid te realiseren. Daarbij nemen wij in acht dat enkele voordelen tot en met 2028 incidenteel zijn (compensatie Rijk en VRZ). Ook houden we daarbij rekening met de volgende risico’s die wij, zonder limitatief te zijn, zien: 
•    De daadwerkelijke vertaling van de Voorjaarsnota 2024 in de meicirculaire 2024;
•    De bezuinigingen die het nieuwe Kabinet nog moet realiseren (begin mei rond €13 miljard);
•    De ontwikkeling rondom mogelijke korting op het gemeentefonds vanwege onze inkomsten toeristenbelasting;
•    De zorg over de haarbaarheid van het realiseren van de taakstelling van € 1,6 miljoen binnen de hervormingsagenda Jeugd;
•    De herziening van het Integraal Huisvestingsplan onderwijs (IHP);
•    Het onderzoek naar de toekomstscenario’s van De Zuidhoek;
•    De kostenontwikkeling rondom de nieuwbouw van Brogum.

Als deze risico's zich manifesteren verdampt de budgettaire ruimte en kan deze zich zelfs omzetten in een structureel budgettair tekort.

Uitbreidingsinvesteringen

Terug naar navigatie - Uitbreidingsinvesteringen

Inleiding 

Dit jaar maken de uitbreidingsinvesteringen voor het eerst onderdeel uit van de Kadernota. Door de uitbreidingsinvesteringen in de Kadernota inzichtelijk te maken krijgen wij, als ook de raad, al in een vroeg stadium inzichtelijk wat er nodig is om aan onze wettelijke taken te blijven voldoen en om onze ambities vanuit het coalitieakkoord, moties en amendementen waar te kunnen blijven maken. De financiële gevolgen van deze uitbreidingsinvesteringen geven ons ook inzicht in hoe deze zich verhouden tot de prognose van de budgettaire ruimte 2025-2028.

Voor de uitbreidingsinvesteringen maken we onderscheid tussen:

  • Beleidsmatige uitbreidingsinvesteringen die nodig zijn voor de inhoudelijke invulling van onze wettelijke taken en onze ambities vanuit het coalitieakkoord, moties en amendementen.
  • Formatieve uitbreidingen die nodig zijn om onze wettelijke taken te kunnen blijven uitvoeren of extra formatie nodig is om de beleidsmatige uitbreidingsinvesteringen uit te voeren.

Beleidsmatige investeringen

In de bijlage is het totaaloverzicht opgenomen van de bij deze kadernota opgehaalde beleidsmatige uitbreidingsinvesteringen. In de programmabegroting 2025-2028 zullen wij deze inhoudelijk toelichten. 

De integrale afweging van deze uitbreidingsinvesteringen vindt plaats bij de programmabegroting 2025-2028, omdat pas dan de definitieve budgettaire ruimte bekend is. Dit komt onder andere omdat we dan weten wat de gevolgen van de meicirculaire 2024 en de doorrekening van de via deze Kadernota vastgestelde indexerings- en rentepercentages zijn. Ook hebben we dan meer zicht op de mogelijk financiële gevolgen van de  beleidsmatige ontwikkelingen, waar wij de raad in het volgende hoofdstuk over informeren. Het budgettaire beslag van de uitbreidingsinvesteringen en de formatieve uitbreidingen laat echter nu al zien dat geprognosticeerde budgettaire ruimte fors wordt overschreden. Dit laat een trendbreuk zien: met de middelen van het Rijk alleen krijgen wij onze begroting meerjarig niet meer sluitend. 
Dit vraagt van ons dat we, in tegenstelling tot eerdere jaren, een pas op de plaats moeten maken in het aangaan van structurele verplichtingen en echt keuzes moeten maken. 

Daartoe hebben wij voor de Kadernota, in aanloop naar de programmabegroting 2025-2028, een afwegingskader toegepast, die bijdraagt aan het maken van keuzes. Dit afwegingskader onderscheidt de uitbreidingsinvesteringen in:

  1. Onontkoombaar (wettelijk, medebewind);
  2. Belangrijk en al gestart (in lijn met coalitieakkoord, strategische visie, amendement, verregaande overeenstemming met derden);
  3. Belangrijk en nog niet gestart;
  4. Wenselijk (niet genoemd in het coalitieakkoord, niet in lijn van reeds vastgesteld beleid, dan wel kan in de fasering ook later).

Op basis van het afwegingskader geven de beleidsmatige uitbreidingsinvesteringen het volgende budgettaire beslag:

Beleidsmatige uitbreidingsinvesteringen 2025 2026 2027 2028
Onontkoombaar 1.286.031 1.260.894 1.076.493 741.255
Belangrijk en al gestart 1.413.490 1.127.565 1.241.561 1.379.357
Belangrijk en nog niet gestart 262.500 466.694 461.259 455.824
Wens 172.250 177.250 92.250 72.250
Totaal beslag beleidsmatige uitbreidingsinvesteringen 3.134.271 3.032.403 2.871.563 2.648.686

De komende periode nemen wij de tijd voor een verdere integrale verdiepingsslag op deze beleidsmatige uitbreidingsinvesteringen. Door hier de tijd voor te nemen beogen we met een onderbouwd en integraal advies en dekkingsvoorstel te komen, met het doel een sluitende structurele programmabegroting 2025-2028 aan uw raad aan te bieden.

Aanvullende reden hiertoe is ook dat de Voorjaarsnota 2024 door het demissionair kabinet is vastgesteld en diverse punten uit het Hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet nog moeten worden uitgewerkt, zoals onderdelen uit het sociaal domein. De uitkomst hiervan kunnen wij bij de integrale afweging betrekken.

 

Formatieve uitbreidingen

We hebben als gemeente te maken met veel, grote en complexe uitdagingen, de toegenomen druk in de uitvoering van overgedragen taken van het Rijk en onze eigen ambities op Wonen, Werken en Verblijven. We zien hierdoor spanning op fysieke ruimte, maar ook op de realisatiekracht van de ambtelijke organisatie. Dit uit zich onder meer in het steeds weer doorschuiven van projecten. De natuurlijke neiging is om de bestaande formatie daarvoor structureel uit te breiden om aan de uitdagingen, toegenomen druk en ambities het hoofd te bieden. De organisatie heeft in beeld gebracht hoeveel extra formatie dit zou betekenen. Dit geeft een fors budgettair beslag. Het onverkort doorvoeren hiervan past niet binnen de geprognosticeerde budgettaire ruimte.


De vraag is daarnaast of dit nu de juiste beweging is. Enerzijds zien we dat er een disbalans is tussen de door het Rijk overgedragen taken en de daarvoor beschikbare middelen. Hierover is de VNG nog in gesprek met het Rijk. Dit leidt hopelijk tot een betere balans tussen taken en middelen. Anderzijds zien we daarnaast dat op rijksniveau de krapte in de middelen wordt vertaald in formatieve krimp. Het is daarom de vraag of het, gezien de landelijke ontwikkelingen, opportuun is om op gemeentelijk niveau juist te neigen naar het uitbreiden van formatie.


Om het hoofd te kunnen bieden aan de uitdagingen en de druk die we daarvan ervaren, staan we als gemeente voor een veranderopgave. Deze veranderopgave vraagt om het aanbrengen van focus, het stellen van prioriteiten, de doorontwikkeling naar een vakkundige en wendbare organisatie en het nog meer integraal samenwerken van teams. Hiervoor is vorig jaar gestart met een organisatieontwikkelingsprogramma. Deze kwalitatieve doorontwikkeling heeft tijd nodig alvorens we daarvan de eerste vruchten gaan plukken. 


Gezien bovenstaande externe en interne ontwikkelingen benutten wij de periode naar de programmabegroting toe om te onderzoeken wat er echt nodig is om onze realisatiekracht te verhogen en/of welke keuzes gemaakt kunnen worden om het ambitieniveau bij te stellen. Hierbij past ook de overweging om bestaande plannen en projecten eerst af te maken, alvorens met nieuwe te beginnen. De overwegingen kunnen ertoe leiden dat toch blijkt dat het op onderdelen nodig is om in ieder geval tijdelijk de formatie te versterken.

 

Dekkings- en verruimingsmogelijkheden budgettaire ruimte

Terug naar navigatie - Dekkings- en verruimingsmogelijkheden budgettaire ruimte

Voor de te verwachten tekorten op de budgettaire ruimte zien wij een aantal dekkings- dan wel verruimingsmogelijkheden. Hieronder nemen wij de raad daarin mee: 

  • Het structureel inzetten van 10% van de algemene reserve (mogelijkheid geboden vanuit het Rijk)
  • Het structureel inzetten van 50% van de van de ZEH te verwachten dividenden (mogelijkheid geboden vanuit de Provincie)
  • Andere mogelijkheden die wij nog zien waar keuzes in te maken zijn.

In het raadsvoorstel bij de programmabegroting 2025-2028 betrekken wij deze dekkings- en verruimingsmogelijkheden in scenario's om te komen tot een evenwichtige en sluitende meerjarenraming.

Structurele inzet algemene reserve 

In het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen (BOFv) van 21 november 2023 is de notitie incidenteel/structureel vastgesteld. In deze notitie staan afspraken en verduidelijking over het onderwerp incidenteel/structureel. Eén van de afspraken gaat over de inzet van incidenteel geld voor structurele uitgaven. Gemeenten mogen een deel van de algemene reserve (incidenteel geld) gebruiken voor structurele kosten. Deze inzet is mogelijk met de voorwaarde dat hiervoor alleen het vrij besteedbare deel van de algemene reserve wordt ingezet (dus na aftrek van de benodigde weerstandscapaciteit voor het opvangen van onze risico’s die zijn opgenomen in de risicoparagraaf) en dat de solvabiliteitsratio boven de 20% blijft. 

Wij zijn van mening dat door een jaarlijks structurele onttrekking aan onze algemene reserve we onze algemene reserve uithollen en daarmee onze solvabiliteit verslechteren. Deze maatregel zien we derhalve als alternatief om een niet sluitende meerjarenbegroting incidenteel sluitend te krijgen. 

Structurele inzet dividend Zeeuwse Energie Houdstermaatschappij (ZEH)

In haar begrotingscirculaire 2025 geeft GS aan dat 50% van de geprognosticeerde inkomsten uit het dividend van de ZEH ingezet mag worden als structureel dekkingsmiddel voor tekorten in de jaren 2025 tot en met 2028. Concreet komt dit voor onze gemeente neer op maximaal € 3,9 miljoen in 2025 en 2026 en maximaal € 1,95 miljoen in 2027 en 2028. 

Inzet van deze middelen is een risico. Het is onzeker of de geraamde dividenduitkeringen wel geëffectueerd kunnen worden. De spanningen in de wereld zijn dynamisch en lopen hoog op. Dat kan gevolgen hebben op de wereldeconomie, prijzen van consumptiegoederen maar ook van primaire grondstoffen waarop onder andere de prijzen van energie zijn gebaseerd. Om die reden zijn wij terughoudend met het structureel inzetten van deze middelen.  

Het zijn echter middelen die we ontvangen door deelname in de ZEH. Wij betrekken deze dan ook bij ons integrale dekkingsvoorstel dat wij u aanbieden bij de Programmabegroting 2025-2028. 

Andere mogelijkheden voor verruiming van de budgettaire ruimte 

Voor het verruimen van de budgettaire ruimte zien wij als mogelijkheden het kostendekkend maken van de tarieven voor de beroepsvaart, het verhogen van de OZB voor niet-woningen, het verhogen van de parkeergelden en het structureel inboeken van het jaarlijkse overschot in het BTW-compensatiefonds (BCF).  

Samenvatting financieel perspectief

Terug naar navigatie - Samenvatting financieel perspectief

Zoals u hierboven heeft kunnen lezen, krijgen we met de middelen van het Rijk onze begroting niet meer sluitend. We zien dat de kosten van de medebewindstaken, zoals bijvoorbeeld in het sociaal domein, nog steeds een groot beslag leggen op onze begroting. Waarbij we taken hebben uitbesteed aan GR-en en we daar ook in de komende begroting forse toename van lasten zien vanuit deze organisaties. Deels lossen we de toename van de kosten van jeugd op advies van de VNG op, door deze ongedekt in de begroting te laten (in de vorm van een taakstelling).

We zien mogelijkheden om de budgettaire ruimte enigszins te verruimen met eigen middelen, het is echter de vraag of het verstandig is om hier volledig gebruik van te maken gezien ook de onzekerheden die er nog zijn.

In de komende periode gaan we kijken hoe we de begroting op basis van de informatie in deze kadernota sluitend kunnen krijgen. Daarbij maken we een verdiepingsslag op de beleidsmatige uitbreidings-investeringen, als ook op de benodigde formatie. 

Ook wachten we de resultaten van de meicirculaire af.  

Voorstel 4:
Kennisnemen van het financiële perspectief van deze kadernota en ons voornemen om dit nader te onderzoeken en uit te werken om daarmee te komen tot een sluitende programmabegroting 2025-2028.